Nederlandse Brouwers

De cultuur en geschiedenis van bier

Bier is de oudste alcoholhoudende drank ter wereld.

Geschiedenis bier

In de vroege Middeleeuwen was het brouwen van bier een huishoudelijke bezigheid, voorbehouden aan vrouwen. Om in hun levensonderhoud te voorzien, brouwden ook kloosterlingen (monniken en nonnen) verschillende bieren. In de tijd van Karel de Grote (rond 800) ontstonden grotere brouwerijen om de hoeveelheden bier te brouwen die nodig waren voor het hof of voor grotere huishoudens. Naast het thuis brouwen kwam ook het zogenaamde koopbrouwen door ambachtslieden in gebruik. Met de koopbrouwer was de commerciële bierbrouwerij geboren.

In de Middeleeuwen werd veel bier gedronken. Met gemak dronk iedere man, vrouw of kind wel 300 liter bier per jaar. Het bier dat de Middeleeuwer dagelijks dronk lijkt overigens niet op het bier dat we nu drinken. Het bevatte nauwelijks alcohol en smaakte waarschijnlijk vrij zuur. Men dronk bier als alternatief voor water dat toen gehaald werd uit sloten en grachten. Dit water bevatte veel bacteriën en leidde tot ziektes.

Het aantal bierbrouwerijen steeg in deze tijd gestaag. Steden met meer dan 100 brouwerijen waren geen uitzondering. Bekende brouwsteden uit die tijd zijn Amersfoort, Delft, Haarlem en Gouda. De bierbrouwers, die zich verenigden in gilden, waren vaak de machtigste kooplieden in de stad of de streek. Men beweert zelfs dat de overwinning op de Spanjaarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog grotendeels met accijns op bier gefinancierd is.

De introductie van hop

In de talrijke kloosters en abdijen werd de kunst van het bierbrouwen steeds verder verfijnd. Waarschijnlijk ontstond ook daar het idee om gruit (verschillende kruiden) in bier te vervangen door hop. Bier met hop was smakelijker. Bovendien bederft het bier door hop minder snel. Voor commerciële bierbrouwers gaf dit veel voordelen. Het werd nu bijvoorbeeld mogelijk om bier zonder kwaliteitsverlies te exporteren. Vanaf de vijftiende eeuw werd vrijwel uitsluitend nog maar hoppebier gebrouwen.

Gist en pasteuriseren

De grote en belangrijkste technologische ontwikkelingen in de bierbrouwerijen kwamen pas na ongeveer 1800. Kennis van scheikunde en biologie ontwikkelden zich gestaag en werden de basis van de moderne brouwerij. Rond 1870 ontdekte de Fransman Louis Pasteur de werking van gist. Het boek dat hij hierover schreef heet ‘Etudes sur la bière’ (Studie naar bier). Pasteur ontdekte ook dat als men het bier voor het afvullen verhit tot 70-80 graden, diverse bacteriën en de gist sterven en daardoor geen schade aan de smaak van het bier kunnen aanrichten. Dit proces werd naar hem vernoemd: pasteuriseren.

Het ontstaan van een nieuw biersoort: pils

In Bohemen (Tsjechie) werd in die tijd een nieuw biersoort uitgevonden; een bier dat we nu kennen onder de naam pils. Om pils te kunnen brouwen moet het bij lage temperaturen vergisten en lageren. Dat kon in ons land pas effectief toen rond 1880 de koelmachine werd uitgevonden. Tot die tijd moest de brouwer in de winter staven ijs uit sloten, rivieren en meren hakken om het bier ook in de zomer koel te houden. Pils werd razend snel het meest gedronken biersoort in Nederland. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd er zelfs nog bijna alleen maar pils gebrouwen in Nederland. Bier en pils waren synoniem geworden.

Speciaalbier

Halverwege de jaren tachtig vond een nieuwe ontwikkeling plaats. Anders smakende bieren, de zogenaamde speciaalbieren uit België werden populair en het duurde niet lang voordat bestaande en nieuwe kleine brouwerijen ook in Nederland begonnen met het brouwen van speciaalbier. Soms worden oude recepten nieuw leven ingeblazen, vaak ook verzint een brouwer een creatief nieuw recept.